Onderzoeken

Bij de diagnose, tijdens en na de behandeling van kanker gebeurt regelmatig een bloedonderzoek. Dat is nodig om de impact van de ziekte en therapie op het lichaam na te gaan.

Bij een vruchtbaarheidsonderzoek nemen we bloed af om te kijken of er infectieziekten of genetische of hormonale afwijkingen zijn die de vruchtbaarheidsproblemen kunnen verklaren.

Met een bloedonderzoek kunnen we bij mucopatiënten de werking van de nieren, lever en alvleesklier nagaan en de hoeveelheid vitamines meten.

Om te kijken hoe goed de nieren werken, controleren we het bloed op creatinine. Als de creatininewaarde hoog is, kan dat wijzen op nieren die minder goed werken.

Bij een borstbiopsie verwijdert de arts wat weefsel van de borstklier. Dat weefsel wordt daarna onder de microscoop onderzocht om te zien of er kwaadaardige cellen aanwezig zijn.

De onderzoeken om kanker op te sporen zijn een klinisch onderzoek, beeldvorming en een weefselonderzoek of punctie. We leggen je graag uit wat deze onderzoeken inhouden.

Bij een algemeen borstonderzoek controleert de arts je borsten en okselholtes door te kijken en te voelen. Als het nodig is, kan er ook een mammografie uitgevoerd worden.

Bij een borstpunctie zuigt de arts cellen van het borstweefsel op met een fijne naald. Die worden onder de microscoop onderzocht om te zien of er kwaadaardige cellen bij zijn.

Bij een botmeting gaan we aan de hand van röntgenstralen het kalkgehalte in het bot na.

Een onderzoek van je skelet, zijnde je botten en gewrichten. Deze scan brengt aandoeningen en de doorbloeding van (bepaalde delen van) je skelet in beeld.

Bij een nagelriemonderzoek brengen we de kleine bloedvaatjes (capillairen) van de nagelriem in beeld.

Bij dit onderzoek slik je een minuscule camera in. Daarmee kunnen we de binnenkant van je darmen filmen en zo afwijkingen opsporen. In de praktijk is dit onderzoek zelden nodig.