Bloedtransfusie bij kinderen

Als je kind extra bloed nodig heeft, krijgt het een bloedtransfusie. Via een infuus krijgt het dan gezond bloed van een donor. Er zijn verschillende soorten bloed die je kind kan krijgen, afhankelijk van wat er nodig is.

• Rode bloedcellen

  Rode bloedcellen verspreiden zuurstof doorheen je lichaam. Te weinig rode bloedcellen noemen we bloedarmoede. Dat kan je kind krijgen door een aantal oorzaken:
  -    Tekorten in de voeding van bepaalde mineralen of vitamines (ijzer, vitamine B12, foliumzuur).
  -    Bloedverlies, door een ongeval of na een operatie.
  -    De afbraak van rode bloedcellen door een aangeboren ziekte of een ontregeling van het immuunsysteem.
  -    Een gebrekkige aanmaak van rode bloedcellen door aangeboren afwijkingen of verworven aandoeningen.

• Witte bloedcellen

  Witte bloedcellen beschermen je tegen virussen en bacteriën. De kans dat je kind een transfusie van witte bloedcellen zal krijgen, is onbestaande. Die kun je namelijk niet gemakkelijk van de ene persoon aan de andere geven. 

• Bloedplaatjes

  Bloedplaatjes zorgen ervoor dat je bloed stolt. Als je bijvoorbeeld een wonde hebt, zorgen de bloedplaatjes ervoor dat je een korstje krijgt, waardoor de wonde stopt met bloeden. Een gebrek aan bloedplaatjes komt door onvoldoende aanmaak of bij aangeboren of verworven aandoeningen van het beenmerg.

• Bloedplasma

  Behalve rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes bevat het bloed ook bloedplasma. Hierin zitten veel eiwitten opgelost. Bloedplasma vervoert allerlei dingen door je lichaam, zoals voedingsstoffen, hormonen, medicatie ... Een belangrijk bestanddeel van plasma zijn de stollingseiwitten. Als er een probleem is met de bloedstolling, bijvoorbeeld als je kind een ernstige infectie heeft, wordt er soms bloedplasma gegeven. 

  Bloedgroepen

  Niet iedereen heeft hetzelfde bloed. Bloed wordt ingedeeld in verschillende bloedgroepen: A+, A-, B+, B-, AB+, AB-, O+ en O-. Je lichaam neemt bloed in dezelfde groep aan, maar soms ook andere soorten bloed.

Bloeddonoren zijn volwassenen met gezond bloed. Het bloed wordt telkens gecontroleerd, zodat er geen ziektes in worden verspreid. De kans op besmetting is daarom zo goed als onbestaande.

1. Toverzalf

   Je kind krijgt een toverzalf of -plakker. Die verdooft de huid lichtjes, zodat je kind de prik van het infuus minder voelt.

2. Bloedcontrole

   De verpleegkundige neemt een klein beetje bloed af bij je kind om te controleren welke bloedgroep het heeft. Als je kind jonger is dan 3 maanden, controleert de verpleegkundige ook de bloedgroep van de moeder voor de zekerheid. Als je kind rode bloedcellen krijgt, dan moet het bloed iedere keer worden gecontroleerd om zeker te zijn dat je kind geen antistoffen heeft aangemaakt. Bij een bloedplaatjestransfusie of plasmatransfusie wordt de bloedgroep niet gecontroleerd.

3. Infuus

   Je kind krijgt een infuus in de hand, de onderarm of de binnenkant van de elleboog. Dat is een naald die met een plastic buisje verbonden is aan een zakje bloed. Via dat infuus stroomt het donorbloed langzaam in de ader van je kind. Een transfusie van rode bloedcellen duurt ongeveer 4 tot 6 uur. Bloedplaatjes en bloedplasma kunnen sneller worden toegediend.   

Normaal voelt je kind de transfusie niet. Soms kan je kind wel een allergische reactie hebben op het donorbloed of er afweerstoffen voor aanmaken. Dat kan allebei worden behandeld met medicatie. We stoppen de toediening dan en bestellen indien nodig een nieuw product.
Let op: als je kind ooit een reactie heeft gehad op donorbloed, laat dat dan op voorhand weten aan de arts.
Er is een klein risico op besmetting via het donorbloed. Maar die kans is heel klein, want het bloed wordt altijd grondig gecontroleerd.