De bekendste allergenen zijn:

stuifmeel van grassen,
bomen,
onkruid,
huisstofmijt,
huidschilfers en haren van (huis)dieren,
schimmelsporen,
voedingsmiddelen,
bijen- en wespengif,
latex en
bepaalde geneesmiddelen.

De meeste allergenen uit de lucht (bv. huisstofmijt, pollen, schimmels, vachtdieren) kunnen we snel nakijken met kleine priktesten op de huid van jou of je kind. Bij een allergietest gebruiken we pleisters met verschillende stoffen op de huid. Na enkele dagen zien we hoe de huid hierop reageert.

Om allergieën voor specifieke voedingsmiddelen en geneesmiddelen op te sporen, gebruiken we speciale huidpriktesten. Bij een huidpriktest brengt de kindergastro-enteroloog de huid in contact met een bepaalde stof om een huidreactie uit te lokken. Zo kan een allergie bevestigd worden.

Soms koppelen we daar een uitlokkings- of tolerantietest (provocatietest) aan. Je neemt dan onder begeleiding bepaalde stoffen in om de reactie uit te lokken of de allergie te ontkrachten.

Soms is het moeilijk om te zien of een kind echt allergisch is aan bepaalde voedingsmiddelen. Zelfs met bloed- of huidtesten blijft er soms twijfel.

Bij een voedselprovocatietest krijgt je kind in het ziekenhuis kleine beetjes van een voedingsmiddel waarvoor hij of zij misschien allergisch is. Denk bijvoorbeeld aan ei of pinda. Zo kunnen artsen in een veilige omgeving nagaan of het eten nog een reactie uitlokt, en of een bepaald dieet nog nodig is of niet.